Met ingang van het seizoen 1920/21 konden we dit nieuwe thuis als Overgangsklasser in gebruik nemen. Die Overgangsklasse was een soort tussenklasse tussen de 1e en 2e in, eigenlijk vlees noch vis en werd daarom in de volksmond de Margarine-afdeling (net geen echte boter) genoemd. Zo stoomde de Racing al na 1 jaar door naar de 1e klasse, wat aan het Haarlems publiek niet onopgemerkt voorbijging. Het stroomde in grote getale toe en de met eigen kracht opgebouwde twee open zittribunes kraakten onder de massale toeloop.
Niet elk seizoen verliep even succesvol, in het seizoen 1921/22 wisten we maar ternauwernood aan
degradatie te ontsnappen. Het leidde wel tot nieuw inzicht, tot het aantrekken van onze eerste professionele trainer, dhr Julian van Feyenoord. Zijn komst had een enorm effekt op de prestaties, zo zeer dat in 1923 het westelijk afdelingskampioen-schap werd behaald en de Racing voor het eerst in haar bestaan aan de nakompetitie om het Kampioenschap van Nederland mocht strijden en de gevestigde orde in die jaren, Be Quick/afd.kamp. Noord, Go Ahead/kamp. Oost en Willem II/kamp. Zuid, zo waar achter zich liet. Landskampioen! Een fantastisch resultaat van de nog maar 12,5 jaar oude vereniging.
Sinds de Racing zich van een onbetekenend provinciaaltje tot een landelijk bekende vereniging had opgewerkt, straalde dat succes ook door naar de spelers individueel. Onze linkshalf Gerard Krom viel de eer te beurt als eerste RCH’er voor het Nederlands elftal te worden geselekteerd. Tamelijk bijzonder omdat die verkiezing veelal was voorbehouden aan de jongeheren van stand maar dat was voor onze Peer (zijn bijnaam) geen probleem, hij paste zich prima aan tussen de studenten van halve of hele adel.
Bijzonder in sportief opzicht was ook 1928, toen RCH wederom de Holdert-beker won, de voorloper van de latere KNVB-beker.
EDO en de hfc Haarlem, onze grootste konkurrenten in Haarlem-Noord, zullen bepaald niet blij geweest zijn met de sportieve konkurrentie van de Racing, wiens groei en bloei leidden tot een grote toeloop van nieuwe leden. Eind jaren twintig ging RCH door voor de grootste voetbalclub van Nederland met 57 elftallen. Het blauw-zwart-witte Racing-vaandel stond hoog in aanzien bij de burgerij, maar op gemeentebestuurlijk niveau moest de club die steun ontberen (onvoldoende gelobbied?.
De gevolgen manifesteerden zich toen de Gemeente Haarlem onze voetbalvelden opkocht t.b.v. de woningbouw en de pacht vervolgens opzegde. Het door die Gemeente geboden alternatief was wel heel magertjes. De club zou moeten berusten in één nieuw, zelf aan te leggen veld aan de Vergierdeweg aan de noordkant van de stad en 2 velden in het toen nog weidelijke en onbebouwde Schalkwijk. Deze splitsing zou de doodssteek voor ons verenigingsleven betekenen, daarvan was een ieder wel overtuigd. Maar goede raad was duur.
Gelukkig bevonden zich onder onze supporters ook Heemsteedse gemeente-ambtenaren die onze vereniging een warm hart toedroegen en, de noden van de club kennende, het RCH-Bestuur wezen op de herstructureringsplannen van de Gemeente Heemstede,
In die visie paste ook de aanleg van een kloeke, voor die tijd moderne sportaccomodatie om een vereniging van enige volume te kunnen herbergen.
Deze kans kwam als een geschenk uit de hemel, hoewel een verhuizing over zo grote afstand naar
het zuiden ook als een gevaar voor het (jeugd-)ledenbestand werd onderkend, dat merendeels in Haarlem-Noord woonachtig was.
Zo verrees een geheel op onze behoeften toegesneden sportaccomodatie met 5 voetbalvelden, 2 staantribunes mt kleedkamers aan de lange zijde, 2 staantribunes aan de korte zijde, en last but not least een prachtige hoofdtribune met imposant pannendak, waaronder kleedaccomodatie, alles in groen geschilderd hout uitgevoerd. Het kon niet mooier. Terzijde van de hoofdtribune verrezen de 2 open zittribunes, die al aan de Middenweg dienst hadden gedaan.

Van de toen in 1932 gereed gekomen sportaccommodatie is nog slechts het restaurant te herkennen, zoals onze sportkantine van oudsher altijd is genoemd. Het staat als een bescheiden relikwie uit een voorbije tijd tussen de vernieuwbouw rond ons hoofdveld, waar eens die machtige staan- en zittribunes stonden om regelmatig aan 10-15.000 toeschouwers ruimte te bieden met uitschieters tot boven de 20.000 ten tijde van de
nakompetitie om het kampioenschap van Nederland in 1953.
Zo vet als de jaren twintig waren, zo mager zouden de jaren dertig uitvallen, zowel sportief als in ieders portemonnaie. De beurskrach van 1929 in New York had een wereldwijde uitstraling, lonen en de al krappe uitkeringen werden herhaaldelijk gekort (geluiden die ons tegenwoordig helaas ook bekend in de oren klinken).
Er heerste een gierende werkloosheid en om de leegloop te bestrijden besteedden vele gemeenten grote projekten aan in zogenaamd duwwerk, waarvoor dus veel mankracht vereist was. Zo werd bijvoorbeeld het Amsterdamse Bos met de schop aangelegd terwijl ook de Gemeente Heemstede grootse plannen tot uitvoering bracht. De aanleg van een royale Dreef met behuizing, vanaf ongeveer de Caesar Francklaan tot aan de Glip, dateert van die jaren terwijl de dorpskern met de Sportparklaan als nieuwe zuidelijke rondweg werd omlijst. Die Sportparklaan is door de jaren heen redelijk onaangetast gebleven, een rustieke laan met bewoners aan de plaisante kant van het leven, uitkijkend over de jachthaven en het wijdse groen van de sportvelden. Van de toenmalige visie van het Heemsteeds Gemeentebestuur plukken we heden ten dage nog steeds de vruchten.
De club diende overigens niet alleen de voetbalsport, er werd ook een cricket- en een honkbalclub opgericht, de laatste bestaat nog steeds als RCH-Cementbouw, om de stille zomermaanden sportieve invulling te geven. De lange winteravonden konden ook al in clubverband worden doorgebracht, er was een muziekclub “De Racing Band” die samen met de “Racing-Zangers” de gezellige avonden muzikaal omlijstten. Zelfs werden er revues opgevoerd in de schouwburg. Kortom, de zelfwerkzaamheid was groot in die jaren, waarin de TV onbekend was en zelfs de radio nog in de kinderschoenen stond. De financiële middelen stonden ook niet toe meerdere sporten met navenante contributieverplichtingen aan te houden. En het werden alsmaar moeilijker tijden, die jaren dertig.
Waar schraalhans keukenmeester wordt, moest uiteindelijk ook het voetballen er aan geloven (elk dubbeltje kon maar eenmaal worden omgedraaid) en de al gevreesde afstand wonen-voetballen wordt door velen dan al te snel als bezwaarlijk ervaren. Kortom, ook onze club teerde in zowel qua ledental als qua prestatie. In 1937 viel het doek; degradatie naar de 2e klasse! Zelfs de Hongaarse trainer kon niet meer worden betaald en kreeg zijn ontslag. De 2e Wereldoorlog deed nog een extra schepje op de misère, competities kregen een sterk regionaal tintje omdat het aan openbaar vervoer ontbrak.
Na de oorlog was het uithuilen en opnieuw beginnen met een Engelse trainer, Leslie Talbot, die tijdens de oorlog als instructeur de Engelse recruten had afgeknepen en dat zelfde regiem ook aanhield in zijn trainingen. Dat kwam de conditie ten goede en weerspiegelde zich in de resultaten. In 1949 vierde de Racing haar terugkeer in de 1e klasse en 4 jaar later zo waar het afdelingskampioenschap, gevolgd door een nakompetitie tegen de 3 andere gewestelijke kampioenen, Sparta, Vitesse en Eindhoven. Als outsider gestart wisten we toch na een beslissingswedstrijd tegen Eindhoven in het Feyenoord stadion met een 2-1 zege de landstitel teveroveren, voor de 2e keer na 1923.Grote man in die jaren was linkshalf en aanvoerder Loek Biesbrouck. In de jaren 1950-54 speelde Loek 19x in Oranje, waarvan 12x als captain.
Na het topjaar 1953 kwam de koude douche sneller dan de grootste vijand zou hebben gewenst. Het seizoen 1953/54 verliep rampzalig, de kampioens-nakompetitie had onze merendeels oudere spelers gesloopt, de ziekenboeg zat overvol en het 2e garnituur was van onvoldoende niveau het tij te doen keren. Gevolg: degradatie en terug naar de 2e klasse.
Dat had, achteraf gezien, voor de dan volgende jaren grote consequenties want ondanks snelle terugkeer in de 1e klasse bleven we toch onder de top hangen. Eind 1954 werd namelijk het betaalde voetbal geintroduceerd met het instellen in 1955 van een extra hoofdklasse en in 1956 herdoopt tot eredivisie, boven die 1e klasse.Doordat die absolute top net buiten ons bereik bleef werd met ijverig investeren in nieuwe spelers
getracht de sprong naar boven alsnog te maken, maar ondanks de vaak goede individuele kwaliteit bleef de prestatie als team tekort schieten.Eind jaren zestig manifesteerde zich een groot talent uit eigen jeugd: Johan Neeskens, in 1970 getransfereerd naar Ajax, daarna international en wereldspeler bij Barcelona en de New York Cosmos.
Noodgedwongen moesten de BV-jaren dus in de periferie van dat betaalde voetbal worden doorgebracht, tot de KNVB ingreep. Die ingreep hield in een sanering van het aantal BV-clubs, eerst met zachte hand d.m.v. het entameren van fusies, later volgde de harde hand van de terugzetting naar het amateurvoetbal.
Fusiegesprekken met Haarlem en EDO haalden niets uit, de Racing nam zelfs in naam afstand door in aug. 1965 de verenigingsnaam te wijzigen in RACING CLUB HEEMSTEDE.
De harde saneringshand van de KNVB leidde tot een terugzetting naar de 2e klasse amateurs in 1970.
Van die schok eenmaal bekomen zette de club met nieuw elan de weg omhoog in, promoveerde in 1974 naar de 1
e klasse en in 1981 naar de Hoofdklasse.
Zo zwart als de jaren 70 waren, zelfs de hoofdtribune ging in 1978 in rook op door toedoen van een pyromaan, zo

zonnig eindigden de jaren 80.In 1989 behaalde de Racing eerst het
landskampioenschap van de amateurs om daarna ook de zaterdagkampioen Heerjansdam te verslaan en aldus algeheel amateurkampioen van Nederland te worden. In één adem met dit succes moet ook trainer Stienstra worden genoemd die met een Surinaamse voetbalploeg bij het aanvliegen van de luchthaven Zanderij dodelijk verongelukte.